Met de komst van de emissierechtenhandel kunnen we de uitstoot van CO2 voorkomen door rechten te kopen en deze te vernietigen. Hoe werkt deze handel, wat zijn de onzekerheden en wat voor verschillende certificaten zijn er in de omloop?
Vervolg op CO2-compensatie (5/7): Zand erover
De emissierechtenhandel
In een zoektocht naar steeds grootsere en effectievere middelen om CO2 uit de lucht te halen, blijkt al snel dat het wel zo fijn is als de overheid een handje helpt. In 2005 is de Europese Unie begonnen met het verdelen van een beperkt aantal emissierechten aan landen en bedrijven die actief zijn in de energiesector, industrie of luchtvaart. Met deze rechten zou de CO2-uitstoot aan banden gelegd moeten worden, want voor elke uitgestoten ton CO2 moet een certificaat weer worden ingeleverd. Een bedrijf dat toch meer wil uitstoten, moet dan eerst rechten overnemen van een bedrijf dat minder uitstoot en dus rechten overhoudt. Als er niet genoeg certificaten kunnen worden ingeleverd, volgt een boete die met de jaren duurder wordt. Door de handel in emissierechten worden voornamelijk eerst de eenvoudigste en goedkoopste aanpassingen om de uitstoot te verminderen doorgevoerd. Bedrijven kunnen daarnaast ook nog eens extra emissierechten verdienen wanneer ze investeren in duurzame projecten in het buitenland. Wanneer je doneert aan GreenSeat, FairClimateFund of Trees for All gaat dit ook middels certificaten. Deze certificaten worden bij de lokale projecten verdiend en dan via de platforms, onder controle van de Gold Standard, doorverkocht aan particulieren en bedrijven die hun uitstoot willen compenseren.
Dit European Union Emissions Trading System (EU-ETS) heeft echter een aantal keerzijden. Bedrijven zijn alleen verplicht om deel te nemen aan het ETS als ze zich met specifieke activiteiten bezighouden. Er zo’n 12000 deelnemende bedrijven, maar deze zijn slechts verantwoordelijk voor 45% van de totale uitstoot. Bedrijven in andere sectoren hebben hierdoor weinig aanleiding om te verduurzamen. Daarnaast blijven er momenteel ontzettend veel certificaten over en zakt de prijs van een certificaat hierdoor flink. Dit komt doordat veel bedrijven in eerste instantie veel meer rechten gekregen hebben dan ze nodig hadden dankzij hun sterke lobby, maar ook door de daling van olie- en gasprijzen, door verminderde uitstoot vanwege de warme winter en door verminderde productie vanwege de economische crisis. Ter illustratie, vlak na invoering kostte een emissierecht nog 20 á 25 euro, maar tussen 2013 en 2016 schommelde de prijs tussen de 3 en 8 euro. Grote vervuilers hebben hierdoor minder noodzaak om snel te verduurzamen. Mogelijk zouden conservatieve bedrijven zelfs méér kunnen gaan uitstoten zolang het inkopen van extra certificaten makkelijk terugverdiend kan worden met verhoogde productie en zolang dit goedkoper is dan het verduurzamen van het productieproces. De overstap van kolen naar gas wordt op 40 á 50 euro per ton CO2 geschat. De duurste en meest complexe aanpassingen zullen tot het laatste blijven liggen, waardoor het laatste beetje reductie in de toekomst mogelijk veel lastiger zal worden. De certificaten worden tevens ingezet om vervuilende bedrijven ten onrechte een groen imago te geven, zoals we ook bij ‘groene’ stroom zien. Bedrijven die allerlei mooie goede doelen steunen doen dat vaak ook omdat ze via die weg aan goedkopere certificaten kunnen komen dan wanneer ze die via de markt opkopen. Dat de uitstoot van bedrijven niet gemeten maar boekhoudkundig ingeschat wordt, leidt eerder tot creatieve accountants en juristen dan tot daadwerkelijke verduurzaming. En zelfs als de prijs wel op orde was, zouden vervuilende industrieën zich ook simpelweg naar elders kunnen verplaatsen om aan de Europese handel in CO2-rechten te ontkomen en daarmee beter opgewassen te zijn tegen niet-Europese concurrentie.
Vanaf 2012 worden de certificaten niet meer gratis uitgedeeld door de landen, maar verhandeld op openbare veilingen. Door de rechten die nieuw op de markt toegevoegd zouden worden te verminderen of uit te stellen, zou het overschot van zo’n twee miljard rechten tijdelijk niet verder toenemen en de prijs niet verder dalen. Voor een betere markt op de lange termijn wordt vanaf 2019 elk jaar 2,2% van alle certificaten uit de roulatie genomen. Dit zou genoeg moeten zijn om in 2030 een uitstootreductie van 43% te garanderen ten opzichte van 2005 (zie pagina 22). Dat zouden gunstige vooruitzichten zijn, ware het niet dat zo’n 60% van de bedrijven alsnog gratis rechten krijgt, alleen nu vanuit de EU in plaats van vanuit de lidstaten. De lobby die heeft weten af te dwingen dat de politiek de hand boven het hoofd van de vervuilende bedrijven blijft houden, baseert zich op het gevaar van de internationale concurrentiepositie en banenverlies bij een te hoge CO2-prijs. Dit terwijl op een grotere schaal dan die van het individuele bedrijf verduurzaming helemaal niet tot banenverlies hoeft te leiden. Denk maar aan de hoeveelheid banen die het kan opleveren als we al onze huizen van het gas gaan halen. Intussen verdienen de bedrijven via dit non-argument flink aan de verkoop van die gratis verkregen rechten, omdat ze meer rechten hebben afgedwongen dan ze nodig hebben. Het goede nieuws is dat met de afbouw van het aantal rechten, ongeacht de prijs of al dan niet rechtmatige verdeling van die rechten, de uitstoot wel gegarandeerd zal afnemen.
Een alternatief voor EU-ETS zou een – al dan niet temperatuurafhankelijke – CO2–tax kunnen zijn. Maar hoewel hiermee vervuilende producten wel duurder zullen worden dan duurzame alternatieven, geeft dit uiteindelijk geen harde garantie voor afname van de uitstoot. Andere Emission Trading Systems vergelijkbaar met het EU-ETS bestaan overigens ook al – soms op regionaal niveau en/of op vrijwillige basis – in Californië, Quebec, Tokyo, Korea en Nieuw-Zeeland. Meer landen zijn in de voorbereidende of testfase voor een CO2-handelssysteem. Onder andere de Wereldbank en de International Carbon Action Partnership zoeken naar methoden om alle emissiehandelssystemen te koppelen en hiermee een wereldwijd geaccepteerde prijs op CO2 te zetten. De resulterende globalisering zal de handel in CO2-certificaten wellicht een stuk zinvoller te maken.
CO2-certificaten kopen
Certificaten kun je als particulier dus kopen via de duurzame ontwikkelingsprojecten in het buitenland. De prijzen voor die certificaten worden bepaald door de uitvoeringskosten en verschillen per project, maar brengen dan wel extra sociale voordelen met zich mee. De certificaten die je hiervoor krijgt zijn Voluntary Emission Reductions (VERs) en zijn enkel bestemd voor vrijwillige CO2-compensatie. Als ETS-verplichte bedrijven naast hun verkregen rechten (EU Allowance Units (EUAs) of Assigned Amount Units (AAUs)) of met eigen besparingen verdiende Emission Reduction Units (ERUs) nog extra rechten nodig hebben, dan kunnen ze door te investeren in duurzame projecten Certified Emission Reductions (CERs) creëren. Waar vrijwillige compensatie wel middels CERs kan worden afgehandeld, mag verplichte reductie niet met VERs gecompenseerd worden. CERs en VERs kunnen dus ‘gecreëerd’ worden uit duurzame projecten en ERUs uit interne energiebesparingen, terwijl EUAs toegewezen of gekocht zijn. EUAs zijn het meest van invloed op de bestaande uitstoot van grote bedrijven en deze zouden we zo snel mogelijk in aantal moeten laten afnemen.
Aangezien die EUAs vrij verhandeld worden, kun je die dan ook zelf kopen? Ja! Het Britse Sandbag en het Duitse TheCompensators* zijn organisaties die grote hoeveelheden certificaten inkopen en ze in kleinere hoeveelheden doorverkopen aan particulieren en kleine bedrijven. Zonder de omwegen en onzekerheden van VERs – hoewel Sandbag deze ook verkoopt – kun je met EUAs het meest fundamentele soort emissierecht kopen én deze vervolgens vernietigen, zodat dit certificaat nooit meer ingezet kan worden om een ton CO2 mee te compenseren. Op het moment van schrijven kost zo’n EUA-certificaat 6,75 Engelse pond, net geen 7,5 euro, bij Sandbag, terwijl TheCompensators* 5,09 euro rekent. Bij beide aanbieders schommelen de prijzen afhankelijk van de aankoopprijs. Om die 23 ton van mijn vliegreizen te compenseren zou me dit 155 of 117 euro kosten, wat aanzienlijk minder is dan de kosten voor het aanplanten van bomen of het verbeteren van kookvoorzieningen in ontwikkelingslanden. Bij een ‘gezondere’ CO2-prijs van bijvoorbeeld 25 euro per ton CO2 zou het echter al 575 euro kosten. Of bijna 1000 euro wil de prijs per ton CO2 eindelijk boven die 40 euro uitkomen die nodig is om kolen uit te bannen. Dat is wel iets om over na te denken.
[Update: Sandbag en TheCompensators lassen momenteel een pauze in, terwijl het ETS herzien wordt. Het goede nieuws is dat het Nederlandse Carbonkiller vol enthousiasme in het gat gesprongen is. Binnen een week is al bijna 8000 ton aan CO2 gecompenseerd.]
Lees verder in CO2-compensatie (7/7): Mijn conclusies
Alle delen uit de serie:
CO2-compensatie (1/7): Hoe compenseer ik mijn reizen?
CO2-compensatie (2/7): Door de bomen het bos niet meer zien
CO2-compensatie (3/7): Bomen tegen ontbossing en droogte
CO2-compensatie (4/7): Klimaatprojecten in ontwikkelingslanden
CO2-compensatie (5/7): Zand erover
CO2-compensatie (6/7): De emissierechtenhandel
CO2-compensatie (7/7): Mijn conclusies
Dit denken jullie ervan
Comments are closed.
Ik heb een tijdje gewerkt voor een bedrijf die deze rechten verkocht, dus leuk om te lezen!
Oh, wat leuk! Welk bedrijf was dat als ik vragen mag?
Dat was China Carbon N.V. Voor dit bedrijf en Hanergy (zonnepanelen) hield ik me bezig met HR en Officemanagement, dus niet inhoudelijk, maar wel veel van opgestoken!
Wel bijzonder om zo een blik te werpen in die branche. Lijkt me interessant 🙂